NL: facebooken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefacebookt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik facebook jij facebookt hij facebookt wij facebooken jullie facebooken zij facebooken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefacebookt jij hebt gefacebookt hij heeft gefacebookt wij hebben gefacebookt jullie hebben gefacebookt zij hebben gefacebookt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik facebookte jij facebookte hij facebookte wij facebookten jullie facebookten zij facebookten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefacebookt jij had gefacebookt hij had gefacebookt wij hadden gefacebookt jullie hadden gefacebookt zij hadden gefacebookt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal facebooken jij zult facebooken hij zal facebooken wij zullen facebooken jullie zullen facebooken zij zullen facebooken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefacebookt hebben jij zult gefacebookt hebben hij zal gefacebookt hebben wij zullen gefacebookt hebben jullie zullen gefacebookt hebben zij zullen gefacebookt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou facebooken jij zou facebooken hij zou facebooken wij zouden facebooken jullie zouden facebooken zij zouden facebooken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefacebookt hebben jij zou gefacebookt hebben hij zou gefacebookt hebben wij zouden gefacebookt hebben jullie zouden gefacebookt hebben zij zouden gefacebookt hebben
|
| Gebiedende wijs |
facebook
|
| Aanvoegende wijs |
| facebooke |