Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: fabriceren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefabriceerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik fabriceer
jij fabriceert
hij fabriceert
wij fabriceren
jullie fabriceren
zij fabriceren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefabriceerd
jij hebt gefabriceerd
hij heeft gefabriceerd
wij hebben gefabriceerd
jullie hebben gefabriceerd
zij hebben gefabriceerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik fabriceerde
jij fabriceerde
hij fabriceerde
wij fabriceerden
jullie fabriceerden
zij fabriceerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefabriceerd
jij had gefabriceerd
hij had gefabriceerd
wij hadden gefabriceerd
jullie hadden gefabriceerd
zij hadden gefabriceerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal fabriceren
jij zult fabriceren
hij zal fabriceren
wij zullen fabriceren
jullie zullen fabriceren
zij zullen fabriceren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefabriceerd hebben
jij zult gefabriceerd hebben
hij zal gefabriceerd hebben
wij zullen gefabriceerd hebben
jullie zullen gefabriceerd hebben
zij zullen gefabriceerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou fabriceren
jij zou fabriceren
hij zou fabriceren
wij zouden fabriceren
jullie zouden fabriceren
zij zouden fabriceren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefabriceerd hebben
jij zou gefabriceerd hebben
hij zou gefabriceerd hebben
wij zouden gefabriceerd hebben
jullie zouden gefabriceerd hebben
zij zouden gefabriceerd hebben

Gebiedende wijs
fabriceer

Aanvoegende wijs
fabricere

Voorbeelden

  1. Tot alle dingen die ik fabriceer behoort ook berusting.
    Among the many things that i manufacture is consent.
  2. Consumenten fabriceren.
    Fabricating consumers.
  3. Ze willen voor mij fabriceren.
    They want to manufacture my fabric.
  4. We fabriceren ramen en deuren.
    We make windows and doors.
  5. Ik moet een toestemming fabriceren.
    I have to fabricate some clearances.
  6. Aantekeningen fabriceren kan me mijn medische licentie kosten.
    Fabricating notes could cost me my medical license.
  7. We fabriceren ook allerlei snijmachines voor salami en vleeswaren.
    We also make al kinds of meat and salami sheers.
  8. We hebben elkaar ontmoet toen ik fabriceren enkele sculpturen.
    We met when I was fabricating some sculptures.
  9. We moeten onmiddellijk beginnen met' t fabriceren van pijnstillers.
    We have to start manufacturing painkillers immediately.
  10. Een misstap bij het fabriceren maakt het wapen instabiel.
    Because any misstep in the construction of a homemade weapon will render it unstable.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden