NL: façonneren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefaçonneerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik façonneer jij façonneert hij façonneert wij façonneren jullie façonneren zij façonneren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefaçonneerd jij hebt gefaçonneerd hij heeft gefaçonneerd wij hebben gefaçonneerd jullie hebben gefaçonneerd zij hebben gefaçonneerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik façonneerde jij façonneerde hij façonneerde wij façonneerden jullie façonneerden zij façonneerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefaçonneerd jij had gefaçonneerd hij had gefaçonneerd wij hadden gefaçonneerd jullie hadden gefaçonneerd zij hadden gefaçonneerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal façonneren jij zult façonneren hij zal façonneren wij zullen façonneren jullie zullen façonneren zij zullen façonneren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefaçonneerd hebben jij zult gefaçonneerd hebben hij zal gefaçonneerd hebben wij zullen gefaçonneerd hebben jullie zullen gefaçonneerd hebben zij zullen gefaçonneerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou façonneren jij zou façonneren hij zou façonneren wij zouden façonneren jullie zouden façonneren zij zouden façonneren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefaçonneerd hebben jij zou gefaçonneerd hebben hij zou gefaçonneerd hebben wij zouden gefaçonneerd hebben jullie zouden gefaçonneerd hebben zij zouden gefaçonneerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
façonneer
|
| Aanvoegende wijs |
| façonnere |