Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: exporteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geëxporteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik exporteer
jij exporteert
hij exporteert
wij exporteren
jullie exporteren
zij exporteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geëxporteerd
jij hebt geëxporteerd
hij heeft geëxporteerd
wij hebben geëxporteerd
jullie hebben geëxporteerd
zij hebben geëxporteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik exporteerde
jij exporteerde
hij exporteerde
wij exporteerden
jullie exporteerden
zij exporteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geëxporteerd
jij had geëxporteerd
hij had geëxporteerd
wij hadden geëxporteerd
jullie hadden geëxporteerd
zij hadden geëxporteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal exporteren
jij zult exporteren
hij zal exporteren
wij zullen exporteren
jullie zullen exporteren
zij zullen exporteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geëxporteerd hebben
jij zult geëxporteerd hebben
hij zal geëxporteerd hebben
wij zullen geëxporteerd hebben
jullie zullen geëxporteerd hebben
zij zullen geëxporteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou exporteren
jij zou exporteren
hij zou exporteren
wij zouden exporteren
jullie zouden exporteren
zij zouden exporteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geëxporteerd hebben
jij zou geëxporteerd hebben
hij zou geëxporteerd hebben
wij zouden geëxporteerd hebben
jullie zouden geëxporteerd hebben
zij zouden geëxporteerd hebben

Gebiedende wijs
exporteer

Aanvoegende wijs
exportere

Voorbeelden

  1. Ik exporteer ze wel, maar...
    I export them, but...
  2. Ik importeer een produkt, waarvan ik weer wat exporteer.
    I import a product, I export some of it.
  3. We exporteren vooral depressie.
    * Our main export is crippling depression
  4. We exporteren de sigaren.
    We 'll get the cigars out.
  5. Waarom niet Engelse kazen exporteren naar Frankrijk?
    Why not export English cheeses to the French?
  6. Je gaat het hier maken en het exporteren.
    You were gonna make it here and export it to the world.
  7. Ik heb connecties met Tsjetsjenen die auto' s exporteren.
    I have connections with Chechens exporting cars.
  8. Ze proberen zich uit hun eigen economische problemen te exporteren.
    They 're trying to export their way out of their own economic problems.
  9. Wat dacht hij wel, goederen exporteren die door slaven gemaakt zijn.
    What was he thinking, exporting goods made from slave labour?
  10. Ze kunnen nucleaire wapens fabriceren en ze zijn prima in staat om ze te exporteren.
    They can build nuclear weapons and they 're perfectly capable of exporting them.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden