NL: exponeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geëxponeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik exponeer jij exponeert hij exponeert wij exponeren jullie exponeren zij exponeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëxponeerd jij hebt geëxponeerd hij heeft geëxponeerd wij hebben geëxponeerd jullie hebben geëxponeerd zij hebben geëxponeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik exponeerde jij exponeerde hij exponeerde wij exponeerden jullie exponeerden zij exponeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëxponeerd jij had geëxponeerd hij had geëxponeerd wij hadden geëxponeerd jullie hadden geëxponeerd zij hadden geëxponeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal exponeren jij zult exponeren hij zal exponeren wij zullen exponeren jullie zullen exponeren zij zullen exponeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëxponeerd hebben jij zult geëxponeerd hebben hij zal geëxponeerd hebben wij zullen geëxponeerd hebben jullie zullen geëxponeerd hebben zij zullen geëxponeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou exponeren jij zou exponeren hij zou exponeren wij zouden exponeren jullie zouden exponeren zij zouden exponeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëxponeerd hebben jij zou geëxponeerd hebben hij zou geëxponeerd hebben wij zouden geëxponeerd hebben jullie zouden geëxponeerd hebben zij zouden geëxponeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
exponeer
|
| Aanvoegende wijs |
| exponere |