NL: experimenteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geëxperimenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik experimenteer jij experimenteert hij experimenteert wij experimenteren jullie experimenteren zij experimenteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëxperimenteerd jij hebt geëxperimenteerd hij heeft geëxperimenteerd wij hebben geëxperimenteerd jullie hebben geëxperimenteerd zij hebben geëxperimenteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik experimenteerde jij experimenteerde hij experimenteerde wij experimenteerden jullie experimenteerden zij experimenteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëxperimenteerd jij had geëxperimenteerd hij had geëxperimenteerd wij hadden geëxperimenteerd jullie hadden geëxperimenteerd zij hadden geëxperimenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal experimenteren jij zult experimenteren hij zal experimenteren wij zullen experimenteren jullie zullen experimenteren zij zullen experimenteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëxperimenteerd hebben jij zult geëxperimenteerd hebben hij zal geëxperimenteerd hebben wij zullen geëxperimenteerd hebben jullie zullen geëxperimenteerd hebben zij zullen geëxperimenteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou experimenteren jij zou experimenteren hij zou experimenteren wij zouden experimenteren jullie zouden experimenteren zij zouden experimenteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëxperimenteerd hebben jij zou geëxperimenteerd hebben hij zou geëxperimenteerd hebben wij zouden geëxperimenteerd hebben jullie zouden geëxperimenteerd hebben zij zouden geëxperimenteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
experimenteer
|
| Aanvoegende wijs |
| experimentere |