NL: expanderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geëxpandeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik expandeer jij expandeert hij expandeert wij expanderen jullie expanderen zij expanderen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëxpandeerd jij hebt geëxpandeerd hij heeft geëxpandeerd wij hebben geëxpandeerd jullie hebben geëxpandeerd zij hebben geëxpandeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik expandeerde jij expandeerde hij expandeerde wij expandeerden jullie expandeerden zij expandeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëxpandeerd jij had geëxpandeerd hij had geëxpandeerd wij hadden geëxpandeerd jullie hadden geëxpandeerd zij hadden geëxpandeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal expanderen jij zult expanderen hij zal expanderen wij zullen expanderen jullie zullen expanderen zij zullen expanderen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëxpandeerd hebben jij zult geëxpandeerd hebben hij zal geëxpandeerd hebben wij zullen geëxpandeerd hebben jullie zullen geëxpandeerd hebben zij zullen geëxpandeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou expanderen jij zou expanderen hij zou expanderen wij zouden expanderen jullie zouden expanderen zij zouden expanderen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëxpandeerd hebben jij zou geëxpandeerd hebben hij zou geëxpandeerd hebben wij zouden geëxpandeerd hebben jullie zouden geëxpandeerd hebben zij zouden geëxpandeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
expandeer
|
Aanvoegende wijs |
expandere |