NL: exercisen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geëxercised
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik exercise jij exerciset hij exerciset wij exercisen jullie exercisen zij exercisen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëxercised jij hebt geëxercised hij heeft geëxercised wij hebben geëxercised jullie hebben geëxercised zij hebben geëxercised
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik exercisede jij exercisede hij exercisede wij exerciseden jullie exerciseden zij exerciseden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëxercised jij had geëxercised hij had geëxercised wij hadden geëxercised jullie hadden geëxercised zij hadden geëxercised
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal exercisen jij zult exercisen hij zal exercisen wij zullen exercisen jullie zullen exercisen zij zullen exercisen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëxercised hebben jij zult geëxercised hebben hij zal geëxercised hebben wij zullen geëxercised hebben jullie zullen geëxercised hebben zij zullen geëxercised hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou exercisen jij zou exercisen hij zou exercisen wij zouden exercisen jullie zouden exercisen zij zouden exercisen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëxercised hebben jij zou geëxercised hebben hij zou geëxercised hebben wij zouden geëxercised hebben jullie zouden geëxercised hebben zij zouden geëxercised hebben
|
Gebiedende wijs |
exercise
|
Aanvoegende wijs |
exercise |