NL: excerperen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geëxcerpeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik excerpeer jij excerpeert hij excerpeert wij excerperen jullie excerperen zij excerperen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëxcerpeerd jij hebt geëxcerpeerd hij heeft geëxcerpeerd wij hebben geëxcerpeerd jullie hebben geëxcerpeerd zij hebben geëxcerpeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik excerpeerde jij excerpeerde hij excerpeerde wij excerpeerden jullie excerpeerden zij excerpeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëxcerpeerd jij had geëxcerpeerd hij had geëxcerpeerd wij hadden geëxcerpeerd jullie hadden geëxcerpeerd zij hadden geëxcerpeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal excerperen jij zult excerperen hij zal excerperen wij zullen excerperen jullie zullen excerperen zij zullen excerperen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëxcerpeerd hebben jij zult geëxcerpeerd hebben hij zal geëxcerpeerd hebben wij zullen geëxcerpeerd hebben jullie zullen geëxcerpeerd hebben zij zullen geëxcerpeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou excerperen jij zou excerperen hij zou excerperen wij zouden excerperen jullie zouden excerperen zij zouden excerperen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëxcerpeerd hebben jij zou geëxcerpeerd hebben hij zou geëxcerpeerd hebben wij zouden geëxcerpeerd hebben jullie zouden geëxcerpeerd hebben zij zouden geëxcerpeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
excerpeer
|
Aanvoegende wijs |
excerpere |