NL: excelleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geëxcelleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik excelleer jij excelleert hij excelleert wij excelleren jullie excelleren zij excelleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëxcelleerd jij hebt geëxcelleerd hij heeft geëxcelleerd wij hebben geëxcelleerd jullie hebben geëxcelleerd zij hebben geëxcelleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik excelleerde jij excelleerde hij excelleerde wij excelleerden jullie excelleerden zij excelleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëxcelleerd jij had geëxcelleerd hij had geëxcelleerd wij hadden geëxcelleerd jullie hadden geëxcelleerd zij hadden geëxcelleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal excelleren jij zult excelleren hij zal excelleren wij zullen excelleren jullie zullen excelleren zij zullen excelleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëxcelleerd hebben jij zult geëxcelleerd hebben hij zal geëxcelleerd hebben wij zullen geëxcelleerd hebben jullie zullen geëxcelleerd hebben zij zullen geëxcelleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou excelleren jij zou excelleren hij zou excelleren wij zouden excelleren jullie zouden excelleren zij zouden excelleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëxcelleerd hebben jij zou geëxcelleerd hebben hij zou geëxcelleerd hebben wij zouden geëxcelleerd hebben jullie zouden geëxcelleerd hebben zij zouden geëxcelleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
excelleer
|
| Aanvoegende wijs |
| excellere |