NL: evolueren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geëvolueerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik evolueer jij evolueert hij evolueert wij evolueren jullie evolueren zij evolueren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëvolueerd jij hebt geëvolueerd hij heeft geëvolueerd wij hebben geëvolueerd jullie hebben geëvolueerd zij hebben geëvolueerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik evolueerde jij evolueerde hij evolueerde wij evolueerden jullie evolueerden zij evolueerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëvolueerd jij had geëvolueerd hij had geëvolueerd wij hadden geëvolueerd jullie hadden geëvolueerd zij hadden geëvolueerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal evolueren jij zult evolueren hij zal evolueren wij zullen evolueren jullie zullen evolueren zij zullen evolueren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëvolueerd hebben jij zult geëvolueerd hebben hij zal geëvolueerd hebben wij zullen geëvolueerd hebben jullie zullen geëvolueerd hebben zij zullen geëvolueerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou evolueren jij zou evolueren hij zou evolueren wij zouden evolueren jullie zouden evolueren zij zouden evolueren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëvolueerd hebben jij zou geëvolueerd hebben hij zou geëvolueerd hebben wij zouden geëvolueerd hebben jullie zouden geëvolueerd hebben zij zouden geëvolueerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
evolueer
|
| Aanvoegende wijs |
| evoluere |