Voorbeelden

1. Wir müssen die Forschung in der Praxis erproben.
   We moeten de resultaten overleggen.
2. Aber ihr Jungs dürft diese tollen Dinger erproben.
   Maar jullie... mogen deze schatjes uitproberen.
3. Und deshalb will niemand ihre Fähigkeiten im Kampf erproben.
   Maar niemand durft dat aan de praktijk te toetsen.
4. Sie möchten eine Provisionsstruktur erproben und Kommissionszahlungen möglichst umgehen.
   Ze willen een vast salaris instellen in plaats van commissiewerk.
5. Altes bewahren, Neues erproben – seit je ist dies das Bremer Erfolgsprinzip
   Het oude bewaren, het nieuwe beproeven – dat is al van oudsher het succesprincipe van Bremen
6. Sie haben beide ähnliche Diagnosen, aber wir erproben ein anderes Verfahren an Ihnen.
   Maar hoewel jullie hetzelfde hebben, willen we een andere behandeling op u uitproberen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden