Voorbeelden

1. Kunst sollte erbauen, nicht anbiedern.
   Kunst is verheffend, en niet jezelf blootleggen.
2. Sie und dein Opa halfen diese Kirche zu erbauen.
   Zij en je opa hielpen met de bouw van deze kerk.
3. Als Schutz vor Letzterem, ließ er einen Riesenturm erbauen.
   Dus om zich tegen hem te beschermen, liet hij een immense toren bouwen.
4. Man sagt, 1000 Sklaven starben beim Erbauen der großen Pyramide von Meereen.
   Ze zeggen dat 1,000 slaven stierven bij het bouwen van de grote pyramide van Meereen.
5. Er hat sie erbauen lassen falls das Anwesen mal unter einem Angriff leidet.
   Ze zijn gebouwd voor het geval van een inval.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden