NL: erasen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geërased
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik erase jij eraset hij eraset wij erasen jullie erasen zij erasen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geërased jij hebt geërased hij heeft geërased wij hebben geërased jullie hebben geërased zij hebben geërased
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik erasede jij erasede hij erasede wij eraseden jullie eraseden zij eraseden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geërased jij had geërased hij had geërased wij hadden geërased jullie hadden geërased zij hadden geërased
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal erasen jij zult erasen hij zal erasen wij zullen erasen jullie zullen erasen zij zullen erasen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geërased hebben jij zult geërased hebben hij zal geërased hebben wij zullen geërased hebben jullie zullen geërased hebben zij zullen geërased hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou erasen jij zou erasen hij zou erasen wij zouden erasen jullie zouden erasen zij zouden erasen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geërased hebben jij zou geërased hebben hij zou geërased hebben wij zouden geërased hebben jullie zouden geërased hebben zij zouden geërased hebben
|
Gebiedende wijs |
erase
|
Aanvoegende wijs |
erase |