Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: epateren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geëpateerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik epateer
jij epateert
hij epateert
wij epateren
jullie epateren
zij epateren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geëpateerd
jij hebt geëpateerd
hij heeft geëpateerd
wij hebben geëpateerd
jullie hebben geëpateerd
zij hebben geëpateerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik epateerde
jij epateerde
hij epateerde
wij epateerden
jullie epateerden
zij epateerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geëpateerd
jij had geëpateerd
hij had geëpateerd
wij hadden geëpateerd
jullie hadden geëpateerd
zij hadden geëpateerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal epateren
jij zult epateren
hij zal epateren
wij zullen epateren
jullie zullen epateren
zij zullen epateren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geëpateerd hebben
jij zult geëpateerd hebben
hij zal geëpateerd hebben
wij zullen geëpateerd hebben
jullie zullen geëpateerd hebben
zij zullen geëpateerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou epateren
jij zou epateren
hij zou epateren
wij zouden epateren
jullie zouden epateren
zij zouden epateren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geëpateerd hebben
jij zou geëpateerd hebben
hij zou geëpateerd hebben
wij zouden geëpateerd hebben
jullie zouden geëpateerd hebben
zij zouden geëpateerd hebben

Gebiedende wijs
epateer

Aanvoegende wijs
epatere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden