Voorbeelden

1. Strabus will sich meiner entledigen.
   Strabus wil me vernietigen.
2. Wollten wir uns nicht seiner entledigen?
   Wilden we niet van hem af?
3. Ich muss mich dieses Albatrosses entledigen.
   Ik maak korte metten met' r.
4. entledigen sich der Leiche, wie auch immer.
   Gooien haar lichaam weg, wat dan ook.
5. Aber wir hätten uns heute seiner entledigen können.
   Maar we hadden hem uit de vergelijking kunnen wissen.
6. Was bedeutet dass ich mich Ihrer irgendwann entledigen muss.
   En dat houdt in dat ik je uiteindelijk toch uit de weg moet ruimen.
7. An dem Tag entledigen wir uns all Ihrer Feinde.
   En geen vijand van u zal het overleven.
8. Ich darf dich doch deines überflüssigen Gepäcks entledigen, nicht wahr?
   Ik mag je toch wel ontdoen van je overbagage, hè?
9. Sich der Wurzel des Hasses in ihrem Herzen zu entledigen.
   Hoe heeft de haat haar hart kunnen besmetten?
10. Jetzt gehen wir fischen und entledigen uns des Problems, jetzt und für immer.
    En nu gaan we vissen en ontdoen ons van dit probleempje, voor eens en altijd.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden