Voorbeelden

1. Mein Leben würde entgleisen.
   Het zou m' n leven in de war schoppen.
2. Noch schneller und wir entgleisen!
   Nog sneller en we vliegen uit de rails!
3. Wie kann ich entgleisen sein Glück?
   Hoe kan ik zijn geluk laten ontsporen?
4. Aber da vermutlich nur der Zug entgleisen würde...
   Maar waarschijnlijk laat ze toch alleen die trein ontsporen.
5. Einen Schritt näher und ich werde die Bahn entgleisen lassen.
   Nog een stap dichterbij en ik stuur dit ding de rails af.
6. Als Levon geboren wurde, brachte er diese ganze Schauspielerei zum Entgleisen.
   Toen Levon kwam, raakte het hele acteergedoe op een zijspoor.
7. In Flugzeugen abstürzen... von Jägern beschossen werden, in einer Lavamine entgleisen.
   Vliegtuigongelukken... beschoten worden door jagers, ontsporen in een lavamijn.
8. Die Standardmaßnahme in solch einem Notfall wäre, den Zug entgleisen zu lassen.
   In een noodgeval zou het zijn, de trein laten ontsporen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden