NL: ensceneren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geënsceneerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ensceneer jij ensceneert hij ensceneert wij ensceneren jullie ensceneren zij ensceneren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geënsceneerd jij hebt geënsceneerd hij heeft geënsceneerd wij hebben geënsceneerd jullie hebben geënsceneerd zij hebben geënsceneerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ensceneerde jij ensceneerde hij ensceneerde wij ensceneerden jullie ensceneerden zij ensceneerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geënsceneerd jij had geënsceneerd hij had geënsceneerd wij hadden geënsceneerd jullie hadden geënsceneerd zij hadden geënsceneerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ensceneren jij zult ensceneren hij zal ensceneren wij zullen ensceneren jullie zullen ensceneren zij zullen ensceneren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geënsceneerd hebben jij zult geënsceneerd hebben hij zal geënsceneerd hebben wij zullen geënsceneerd hebben jullie zullen geënsceneerd hebben zij zullen geënsceneerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ensceneren jij zou ensceneren hij zou ensceneren wij zouden ensceneren jullie zouden ensceneren zij zouden ensceneren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geënsceneerd hebben jij zou geënsceneerd hebben hij zou geënsceneerd hebben wij zouden geënsceneerd hebben jullie zouden geënsceneerd hebben zij zouden geënsceneerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
ensceneer
|
| Aanvoegende wijs |
| enscenere |