Voorbeelden

1. Enrage a billion Muslims.
   Een miljard moslims woedend maken.
2. Enrage Four One copies all.
   Enrage Four One begrepen.
3. Enrage Four One, R.P.G. Team destroyed.
   Enrage Four One, R.P.G. Team vernietigd.
4. This Luthor is scheming to enrage you.
   En deze Luthor maakt je helemaal gek.
5. Doing business with you will enrage the Russians.
   Zaken met u doen zal de Russen zeer kwaad maken.
6. His death would enrage his already vengeful brother, the King of Navarre;
   Zijn dood zou de woede opwekken van zijn wraakzuchtige broer, de koning van Navarra.
7. Don 't you need me to enrage all three of the sisters for your plan to work?
   Moet ik ze niet alledrie tot razernij brengen?
8. If they just separated, it would still enrage the unsub, and it could have led to this.
   Als ze net uit elkaar zijn, zou de dader furieus zijn. Het kan tot dit geleid hebben.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden