Voorbeelden

1. Ça englobe la Salle Centrale.
   Het zit om de kernkamer.
2. Quelque chose, comme, qui englobe.
   Iets, als, overkoepelend.
3. Cela englobe une multitude de péchés.
   Dat kan heel wat betekenen.
4. ça englobe à peu près tout.
   Dat is nogal allesomvattend.
5. L'aide alimentaire englobe deux types d'interventions
   Voedselhulp bestaat uit twee soorten maatregelen
6. D' autres tracent un grand cercle qui englobe frères et sœurs.
   Anderen tekenen een grotere cirkel met zetten er hun broers en zusters in.
7. D' après ce que nous savons, il englobe la planète entière.
   Ik bedoel, het kan zelfs de hele planeet bedekken.
8. Il englobe tout ce que nous voyons et ce que nous connaissons.
   Het omvat alles wat we zien en alles wat we weten.
9. La culture espagnole est extrêmement riche et englobe toutes les formes d'expression
   De Spaanse cultuur is enorm gevarieerd en omvat alle uitdrukkingsvormen
10. Ce cette entrée englobe la salle de bain et les deux chambres du fond.
    Dus... deze hal loopt rond naar het toilet en de twee achterste slaapkamers.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden