NL: engageren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geëngageerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik engageer jij engageert hij engageert wij engageren jullie engageren zij engageren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëngageerd jij hebt geëngageerd hij heeft geëngageerd wij hebben geëngageerd jullie hebben geëngageerd zij hebben geëngageerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik engageerde jij engageerde hij engageerde wij engageerden jullie engageerden zij engageerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëngageerd jij had geëngageerd hij had geëngageerd wij hadden geëngageerd jullie hadden geëngageerd zij hadden geëngageerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal engageren jij zult engageren hij zal engageren wij zullen engageren jullie zullen engageren zij zullen engageren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëngageerd hebben jij zult geëngageerd hebben hij zal geëngageerd hebben wij zullen geëngageerd hebben jullie zullen geëngageerd hebben zij zullen geëngageerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou engageren jij zou engageren hij zou engageren wij zouden engageren jullie zouden engageren zij zouden engageren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëngageerd hebben jij zou geëngageerd hebben hij zou geëngageerd hebben wij zouden geëngageerd hebben jullie zouden geëngageerd hebben zij zouden geëngageerd hebben
|
Gebiedende wijs |
engageer
|
Aanvoegende wijs |
engagere |