NL: enerveren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geënerveerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik enerveer jij enerveert hij enerveert wij enerveren jullie enerveren zij enerveren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geënerveerd jij hebt geënerveerd hij heeft geënerveerd wij hebben geënerveerd jullie hebben geënerveerd zij hebben geënerveerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik enerveerde jij enerveerde hij enerveerde wij enerveerden jullie enerveerden zij enerveerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geënerveerd jij had geënerveerd hij had geënerveerd wij hadden geënerveerd jullie hadden geënerveerd zij hadden geënerveerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal enerveren jij zult enerveren hij zal enerveren wij zullen enerveren jullie zullen enerveren zij zullen enerveren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geënerveerd hebben jij zult geënerveerd hebben hij zal geënerveerd hebben wij zullen geënerveerd hebben jullie zullen geënerveerd hebben zij zullen geënerveerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou enerveren jij zou enerveren hij zou enerveren wij zouden enerveren jullie zouden enerveren zij zouden enerveren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geënerveerd hebben jij zou geënerveerd hebben hij zou geënerveerd hebben wij zouden geënerveerd hebben jullie zouden geënerveerd hebben zij zouden geënerveerd hebben
|
Gebiedende wijs |
enerveer
|
Aanvoegende wijs |
enervere |