NL: enablen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geënabled
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik enable jij enablet hij enablet wij enablen jullie enablen zij enablen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geënabled jij hebt geënabled hij heeft geënabled wij hebben geënabled jullie hebben geënabled zij hebben geënabled
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik enablede jij enablede hij enablede wij enableden jullie enableden zij enableden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geënabled jij had geënabled hij had geënabled wij hadden geënabled jullie hadden geënabled zij hadden geënabled
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal enablen jij zult enablen hij zal enablen wij zullen enablen jullie zullen enablen zij zullen enablen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geënabled hebben jij zult geënabled hebben hij zal geënabled hebben wij zullen geënabled hebben jullie zullen geënabled hebben zij zullen geënabled hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou enablen jij zou enablen hij zou enablen wij zouden enablen jullie zouden enablen zij zouden enablen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geënabled hebben jij zou geënabled hebben hij zou geënabled hebben wij zouden geënabled hebben jullie zouden geënabled hebben zij zouden geënabled hebben
|
| Gebiedende wijs |
enable
|
| Aanvoegende wijs |
| enable |