NL: emotioneren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geëmotioneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik emotioneer jij emotioneert hij emotioneert wij emotioneren jullie emotioneren zij emotioneren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëmotioneerd jij hebt geëmotioneerd hij heeft geëmotioneerd wij hebben geëmotioneerd jullie hebben geëmotioneerd zij hebben geëmotioneerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik emotioneerde jij emotioneerde hij emotioneerde wij emotioneerden jullie emotioneerden zij emotioneerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëmotioneerd jij had geëmotioneerd hij had geëmotioneerd wij hadden geëmotioneerd jullie hadden geëmotioneerd zij hadden geëmotioneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal emotioneren jij zult emotioneren hij zal emotioneren wij zullen emotioneren jullie zullen emotioneren zij zullen emotioneren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëmotioneerd hebben jij zult geëmotioneerd hebben hij zal geëmotioneerd hebben wij zullen geëmotioneerd hebben jullie zullen geëmotioneerd hebben zij zullen geëmotioneerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou emotioneren jij zou emotioneren hij zou emotioneren wij zouden emotioneren jullie zouden emotioneren zij zouden emotioneren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëmotioneerd hebben jij zou geëmotioneerd hebben hij zou geëmotioneerd hebben wij zouden geëmotioneerd hebben jullie zouden geëmotioneerd hebben zij zouden geëmotioneerd hebben
|
Gebiedende wijs |
emotioneer
|
Aanvoegende wijs |
emotionere |