NL: embossen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geëmbosst
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik emboss jij embosst hij embosst wij embossen jullie embossen zij embossen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëmbosst jij hebt geëmbosst hij heeft geëmbosst wij hebben geëmbosst jullie hebben geëmbosst zij hebben geëmbosst
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik embosste jij embosste hij embosste wij embossten jullie embossten zij embossten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëmbosst jij had geëmbosst hij had geëmbosst wij hadden geëmbosst jullie hadden geëmbosst zij hadden geëmbosst
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal embossen jij zult embossen hij zal embossen wij zullen embossen jullie zullen embossen zij zullen embossen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëmbosst hebben jij zult geëmbosst hebben hij zal geëmbosst hebben wij zullen geëmbosst hebben jullie zullen geëmbosst hebben zij zullen geëmbosst hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou embossen jij zou embossen hij zou embossen wij zouden embossen jullie zouden embossen zij zouden embossen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëmbosst hebben jij zou geëmbosst hebben hij zou geëmbosst hebben wij zouden geëmbosst hebben jullie zouden geëmbosst hebben zij zouden geëmbosst hebben
|
Gebiedende wijs |
emboss
|
Aanvoegende wijs |
embosse |