Voorbeelden

1. Don 't embellish.
   Niet zo overdreven.
2. Embellish the story.
   Verfraai het verhaal.
3. Embellish it as you find necessary.
   Verfraai het als je dat nodig vindt.
4. You artists know how to embellish.
   Jullie artiesten weten te vleien.
5. She does have a tendency to embellish.
   Ze heeft wel de neiging om alles te verfraaien.
6. It 's very important not to embellish your order.
   En ga er vooral niks bij verzinnen.
7. She doesn 't exaggerate or embellish and everybody trusts her.
   Ze overdrijft niet en maakt dingen niet mooier en iedereen vertrouwt haar.
8. They 'd lead you to believe I would embellish this story.
   Ze willen je doen geloven dat ik dit verhaal zou verfraaien.
9. The job is to read what is written on the paper, Eric, not to embellish the way you do.
   Je baan is om optelezen wat er op het papier staat, Eric, niet om er zo over uittewijden.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden