NL: emailleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geëmailleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik emailleer jij emailleert hij emailleert wij emailleren jullie emailleren zij emailleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëmailleerd jij hebt geëmailleerd hij heeft geëmailleerd wij hebben geëmailleerd jullie hebben geëmailleerd zij hebben geëmailleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik emailleerde jij emailleerde hij emailleerde wij emailleerden jullie emailleerden zij emailleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëmailleerd jij had geëmailleerd hij had geëmailleerd wij hadden geëmailleerd jullie hadden geëmailleerd zij hadden geëmailleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal emailleren jij zult emailleren hij zal emailleren wij zullen emailleren jullie zullen emailleren zij zullen emailleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëmailleerd hebben jij zult geëmailleerd hebben hij zal geëmailleerd hebben wij zullen geëmailleerd hebben jullie zullen geëmailleerd hebben zij zullen geëmailleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou emailleren jij zou emailleren hij zou emailleren wij zouden emailleren jullie zouden emailleren zij zouden emailleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëmailleerd hebben jij zou geëmailleerd hebben hij zou geëmailleerd hebben wij zouden geëmailleerd hebben jullie zouden geëmailleerd hebben zij zouden geëmailleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
emailleer
|
| Aanvoegende wijs |
| emaillere |