1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. elope

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to elope    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
eloping

Present simple (ott)
I elope
you elope
he elopes
we elope
you elope
they elope

Present perfect (vtt)
I have eloped
you have eloped
he has eloped
we have eloped
you have eloped
they have eloped

Past Simple (ovt)
I eloped
you eloped
he eloped
we eloped
you eloped
they eloped

Past perfect (vvt)
I had eloped
you had eloped
he had eloped
we had eloped
you had eloped
they had eloped

Present future (ottt)
I will elope
you will elope
he will elope
we will elope
you will elope
they will elope

Present future perfect (vttt)
I will have eloped
you will have eloped
he will have eloped
we will have eloped
you will have eloped
they will have eloped

Past future (ovtt)
I would elope
you would elope
he would elope
we would elope
you would elope
they would elope

Past future perfect (vvtt)
I would have eloped
you would have eloped
he would have eloped
we would have eloped
you would have eloped
they would have eloped


Voorbeelden

  1. You wish to elope?
    Wil je samen weglopen?
  2. I don 't elope.
    Ik loop niet weg.
  3. Hmm? Let 's elope.
    Als we nu eens weglopen?
  4. She would elope to America.
    Ze zou naar Amerika vluchten.
  5. I don 't wanna elope.
    Ik wil niet stiekem trouwen.
  6. You guys should just elope.
    Jullie moeten gewoon schaken.
  7. Elope and be done with it.
    Ontvoer haar en klaar.
  8. We wouldn 't have to elope.
    We hoeven dan niet weg te lopen.
  9. Okay, so we won 't elope.
    Goed, we gaan er dus niet vandoor.
  10. Maybe we should just elope again.
    Misschien moeten we gewoon weer weglopen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try