Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: elektrocuteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geëlektrocuteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik elektrocuteer
jij elektrocuteert
hij elektrocuteert
wij elektrocuteren
jullie elektrocuteren
zij elektrocuteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geëlektrocuteerd
jij hebt geëlektrocuteerd
hij heeft geëlektrocuteerd
wij hebben geëlektrocuteerd
jullie hebben geëlektrocuteerd
zij hebben geëlektrocuteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik elektrocuteerde
jij elektrocuteerde
hij elektrocuteerde
wij elektrocuteerden
jullie elektrocuteerden
zij elektrocuteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geëlektrocuteerd
jij had geëlektrocuteerd
hij had geëlektrocuteerd
wij hadden geëlektrocuteerd
jullie hadden geëlektrocuteerd
zij hadden geëlektrocuteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal elektrocuteren
jij zult elektrocuteren
hij zal elektrocuteren
wij zullen elektrocuteren
jullie zullen elektrocuteren
zij zullen elektrocuteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geëlektrocuteerd hebben
jij zult geëlektrocuteerd hebben
hij zal geëlektrocuteerd hebben
wij zullen geëlektrocuteerd hebben
jullie zullen geëlektrocuteerd hebben
zij zullen geëlektrocuteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou elektrocuteren
jij zou elektrocuteren
hij zou elektrocuteren
wij zouden elektrocuteren
jullie zouden elektrocuteren
zij zouden elektrocuteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geëlektrocuteerd hebben
jij zou geëlektrocuteerd hebben
hij zou geëlektrocuteerd hebben
wij zouden geëlektrocuteerd hebben
jullie zouden geëlektrocuteerd hebben
zij zouden geëlektrocuteerd hebben

Gebiedende wijs
elektrocuteer

Aanvoegende wijs
elektrocutere

Voorbeelden

  1. Elektrocuteer de box om haar eerst bewusteloos te maken.
    Electrocute the box to knock her out before you open it.
  2. Je een lange reis te betalen die door de promotor aan u elektrocuteer.
    You travelled a long way to pay that promoter to electrocute you.
  3. Wormen elektrocuteren voor aas.
    Zapping worms for bait.
  4. Het kan je elektrocuteren.
    It can electrocute you.
  5. We elektrocuteren honden, rechercheur.
    We electrocute dogs, Detective.
  6. Ze zouden u moeten elektrocuteren, Mr. Fawkes!
    They should electrocute you, Mr. Fawkes!
  7. Ben je een schaap aan het elektrocuteren?
    You electrocuting sheep in here?
  8. Als ik teveel gebruik zal ik haar elektrocuteren.
    If I 'm wrong I 'll electrocute her.
  9. Niemand lijkt de vonk te hebben om een man te elektrocuteren.
    None of that lot seem to have the spark to electrocute a man.
  10. Zij hangen hen ondersteboven en elektrocuteren hen, een klein beetje maar.
    They hang them upside-down and electrocute them, but only a little.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden