Voorbeelden

1. 50 zurück und eingraben!
   Val 50 terug en graaf in.
2. Sollen wir uns eingraben, Sir?
   Moeten we ons ingraven, meneer?
3. Beginnen wir mit dem eingraben.
   We moeten ons in gaan graven.
4. Ihr könnt mich doch nicht eingraben!
   Jullie kunnen me zo toch niet ingraven.
5. Lassen Sie die Männer sich schnellstmöglich eingraben.
   Laat de mannen zich zo snel mogelijk ingraven.
6. Lass Max sich in sein Soziales Netzwerk eingraben.
   Laat Max in zijn sociale netwerken graven.
7. Vielleicht können wir die Rakete in der Torte eingraben.
   Misschien kunnen we de raket in onze taart verstoppen.
8. Die verletzten Partikel entkommen... indem sie sich tiefer in den Körper eingraben.
   De gewonde deeltjes ontsnappen... door zichzelf dieper in het lichaam in te graven.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden