Voorbeelden

1. Also würdet ihr... mich einbeziehen?
   Dus je zou me... betrekken?
2. Wir müssen ihn nicht einbeziehen.
   Hij hoeft hier geen deel van.
3. Wir müssen die Presse einbeziehen.
   De pers moet' n rol blijven spelen.
4. Du kannst sie hier nicht einbeziehen.
   Je kunt haar hier niet bij betrekken.
5. Möchte jemand Frankie in die Diskussionen einbeziehen?
   Wie wil Frankie deel laten nemen aan hun discussie?
6. Und es wird uns wohl nicht einbeziehen.
   Wij zullen er niet bij worden betrokken.
7. Können wir Lorenzo in unsere Versuche einbeziehen?
   Kan Lorenzo aan ons onderzoek deelnemen?
8. Sie wollte ihn in die Familie mit einbeziehen.
   Zij wou hem in alles betrekken.
9. Rezepte, die so viele Bioprodukte wie möglich einbeziehen,
   Gerechten zoveel mogelijk gemaakt van biologische producten
10. Wir könnten Ihre Nichte einbeziehen. Sie ist einverstanden.
    We kunnen uw nichtje erbij betrekken, ze stemt ermee in.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden