NL: egosurfen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geëgosurft
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik egosurf jij egosurft hij egosurft wij egosurfen jullie egosurfen zij egosurfen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëgosurft jij hebt geëgosurft hij heeft geëgosurft wij hebben geëgosurft jullie hebben geëgosurft zij hebben geëgosurft
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik egosurfte jij egosurfte hij egosurfte wij egosurften jullie egosurften zij egosurften
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëgosurft jij had geëgosurft hij had geëgosurft wij hadden geëgosurft jullie hadden geëgosurft zij hadden geëgosurft
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal egosurfen jij zult egosurfen hij zal egosurfen wij zullen egosurfen jullie zullen egosurfen zij zullen egosurfen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëgosurft hebben jij zult geëgosurft hebben hij zal geëgosurft hebben wij zullen geëgosurft hebben jullie zullen geëgosurft hebben zij zullen geëgosurft hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou egosurfen jij zou egosurfen hij zou egosurfen wij zouden egosurfen jullie zouden egosurfen zij zouden egosurfen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëgosurft hebben jij zou geëgosurft hebben hij zou geëgosurft hebben wij zouden geëgosurft hebben jullie zouden geëgosurft hebben zij zouden geëgosurft hebben
|
| Gebiedende wijs |
egosurf
|
| Aanvoegende wijs |
| egosurfe |