NL: eerbiedigen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geëerbiedigd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik eerbiedig jij eerbiedigt hij eerbiedigt wij eerbiedigen jullie eerbiedigen zij eerbiedigen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëerbiedigd jij hebt geëerbiedigd hij heeft geëerbiedigd wij hebben geëerbiedigd jullie hebben geëerbiedigd zij hebben geëerbiedigd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik eerbiedigde jij eerbiedigde hij eerbiedigde wij eerbiedigden jullie eerbiedigden zij eerbiedigden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëerbiedigd jij had geëerbiedigd hij had geëerbiedigd wij hadden geëerbiedigd jullie hadden geëerbiedigd zij hadden geëerbiedigd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal eerbiedigen jij zult eerbiedigen hij zal eerbiedigen wij zullen eerbiedigen jullie zullen eerbiedigen zij zullen eerbiedigen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëerbiedigd hebben jij zult geëerbiedigd hebben hij zal geëerbiedigd hebben wij zullen geëerbiedigd hebben jullie zullen geëerbiedigd hebben zij zullen geëerbiedigd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou eerbiedigen jij zou eerbiedigen hij zou eerbiedigen wij zouden eerbiedigen jullie zouden eerbiedigen zij zouden eerbiedigen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëerbiedigd hebben jij zou geëerbiedigd hebben hij zou geëerbiedigd hebben wij zouden geëerbiedigd hebben jullie zouden geëerbiedigd hebben zij zouden geëerbiedigd hebben
|
Gebiedende wijs |
eerbiedig
|
Aanvoegende wijs |
eerbiedige |