NL: ebben U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geëbd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik eb jij ebt hij ebt wij ebben jullie ebben zij ebben
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geëbd jij hebt geëbd hij heeft geëbd wij hebben geëbd jullie hebben geëbd zij hebben geëbd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ebde jij ebde hij ebde wij ebden jullie ebden zij ebden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geëbd jij had geëbd hij had geëbd wij hadden geëbd jullie hadden geëbd zij hadden geëbd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ebben jij zult ebben hij zal ebben wij zullen ebben jullie zullen ebben zij zullen ebben
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geëbd hebben jij zult geëbd hebben hij zal geëbd hebben wij zullen geëbd hebben jullie zullen geëbd hebben zij zullen geëbd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ebben jij zou ebben hij zou ebben wij zouden ebben jullie zouden ebben zij zouden ebben
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geëbd hebben jij zou geëbd hebben hij zou geëbd hebben wij zouden geëbd hebben jullie zouden geëbd hebben zij zouden geëbd hebben
|
| Gebiedende wijs |
eb
|
| Aanvoegende wijs |
| ebbe |