NL: e-commercen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
ge-e-commercet
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik e-commerce jij e-commercet hij e-commercet wij e-commercen jullie e-commercen zij e-commercen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ge-e-commercet jij hebt ge-e-commercet hij heeft ge-e-commercet wij hebben ge-e-commercet jullie hebben ge-e-commercet zij hebben ge-e-commercet
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik e-commercete jij e-commercete hij e-commercete wij e-commerceten jullie e-commerceten zij e-commerceten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ge-e-commercet jij had ge-e-commercet hij had ge-e-commercet wij hadden ge-e-commercet jullie hadden ge-e-commercet zij hadden ge-e-commercet
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal e-commercen jij zult e-commercen hij zal e-commercen wij zullen e-commercen jullie zullen e-commercen zij zullen e-commercen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ge-e-commercet hebben jij zult ge-e-commercet hebben hij zal ge-e-commercet hebben wij zullen ge-e-commercet hebben jullie zullen ge-e-commercet hebben zij zullen ge-e-commercet hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou e-commercen jij zou e-commercen hij zou e-commercen wij zouden e-commercen jullie zouden e-commercen zij zouden e-commercen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ge-e-commercet hebben jij zou ge-e-commercet hebben hij zou ge-e-commercet hebben wij zouden ge-e-commercet hebben jullie zouden ge-e-commercet hebben zij zouden ge-e-commercet hebben
|
Gebiedende wijs |
e-commerce
|
Aanvoegende wijs |
e-commerce |