Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: dwarrelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gedwarreld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik dwarrel
jij dwarrelt
hij dwarrelt
wij dwarrelen
jullie dwarrelen
zij dwarrelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gedwarreld
jij hebt gedwarreld
hij heeft gedwarreld
wij hebben gedwarreld
jullie hebben gedwarreld
zij hebben gedwarreld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik dwarrelde
jij dwarrelde
hij dwarrelde
wij dwarrelden
jullie dwarrelden
zij dwarrelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gedwarreld
jij had gedwarreld
hij had gedwarreld
wij hadden gedwarreld
jullie hadden gedwarreld
zij hadden gedwarreld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal dwarrelen
jij zult dwarrelen
hij zal dwarrelen
wij zullen dwarrelen
jullie zullen dwarrelen
zij zullen dwarrelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gedwarreld hebben
jij zult gedwarreld hebben
hij zal gedwarreld hebben
wij zullen gedwarreld hebben
jullie zullen gedwarreld hebben
zij zullen gedwarreld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou dwarrelen
jij zou dwarrelen
hij zou dwarrelen
wij zouden dwarrelen
jullie zouden dwarrelen
zij zouden dwarrelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gedwarreld hebben
jij zou gedwarreld hebben
hij zou gedwarreld hebben
wij zouden gedwarreld hebben
jullie zouden gedwarreld hebben
zij zouden gedwarreld hebben

Gebiedende wijs
dwarrel

Aanvoegende wijs
dwarrele

Voorbeelden

  1. Eli, dingen dwarrelen rond.
    Eli, things are turning around.
  2. Laat de inhoud van lades rond dwarrelen als herfstbladeren!
    Let the contents of drawers be strewn like autumn leaves!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden