Voorbeelden

1. Wir durchqueren Klingonengebiet.
   We zijn nu bij' t Klingon-stelsel.
2. Durchqueren obere Thermosphäre.
   We kruisen de hoogste thermosfeer.
3. Wir wollen diese Region durchqueren.
   We willen door deze regio.
4. Du wirst das Haus Allahs durchqueren.
   U komt door het Huis van God.
5. Sie sind bekanntermaßen schwierig zu durchqueren.
   Ze zijn berucht moeilijk te navigeren.
6. Sie können auch feste Materie durchqueren.
   En ze kunnen door vaste stoffen.
7. Durchqueren des Spalts bedeutet zur Vergangenheit zu reisen.
   Je komt in het verleden terecht als je de gang gaat gebruiken.
8. Das gibt dem Team drei Sekunden zum Durchqueren.
   Daarna heeft het team drie seconden om binnen te komen.
9. Dieses Tier konnte die Tür nur seitwärts durchqueren.
   Die hufter kon alleen zijwaarts door een deurgat.
10. Wir würden diese Station nicht einmal durchqueren können.
    We kunnen niet eens langs dit station komen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden