Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: dulden
NL: dulden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geduld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik duld
jij duldt
hij duldt
wij dulden
jullie dulden
zij dulden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geduld
jij hebt geduld
hij heeft geduld
wij hebben geduld
jullie hebben geduld
zij hebben geduld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik duldde
jij duldde
hij duldde
wij duldden
jullie duldden
zij duldden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geduld
jij had geduld
hij had geduld
wij hadden geduld
jullie hadden geduld
zij hadden geduld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal dulden
jij zult dulden
hij zal dulden
wij zullen dulden
jullie zullen dulden
zij zullen dulden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geduld hebben
jij zult geduld hebben
hij zal geduld hebben
wij zullen geduld hebben
jullie zullen geduld hebben
zij zullen geduld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou dulden
jij zou dulden
hij zou dulden
wij zouden dulden
jullie zouden dulden
zij zouden dulden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geduld hebben
jij zou geduld hebben
hij zou geduld hebben
wij zouden geduld hebben
jullie zouden geduld hebben
zij zouden geduld hebben

Gebiedende wijs
duld

Aanvoegende wijs
dulde

Voorbeelden

  1. ik duld het niet.
    I won 't tolerate it.
  2. I duld geen geklungel!
    I will not accept failure!
  3. Ik duld het niet.
    I 'll not endure it.
  4. Ik duld het niet.
    I won 't... tolerate it.
  5. Ik duld geen afleiding.
    Not allow the distraction.
  6. Ik duld geen tegenwerpingen.
    Ah-ah! Doctor 's orders.
  7. Ik duld geen fouten.
    I will not accept failure.
  8. Waarom duld ik jou nog?
    Why do I put up with you?
  9. Duld je lage positie maar.
    Suffer the low vantage.
  10. Ik duld hun bestaan niet.
    I won 't tolerate their existence.


DE: dulden    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
geduldet
duldend

Indikativ Präsens
ich dulde
du duldest
er duldet
wir dulden
ihr duldet
sie; Sie dulden

Indikativ Perfekt
ich habe geduldet
du hast geduldet
er hat geduldet
wir haben geduldet
ihr habt geduldet
sie; Sie haben geduldet

Indikativ Präteritum
ich duldete
du duldetest
er duldete
wir duldeten
ihr duldetet
sie; Sie duldeten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte geduldet
du hattest geduldet
er hatte geduldet
wir hatten geduldet
ihr hattet geduldet
sie; Sie hatten geduldet

Indikativ Futur I
ich werde dulden
du wirst dulden
er wird dulden
wir werden dulden
ihr werdet dulden
sie; Sie werden dulden

Indikativ Futur II
ich werde geduldet haben
du wirst geduldet haben
er wird geduldet haben
wir werden geduldet haben
ihr werdet geduldet haben
sie; Sie werden geduldet haben

Konjunktiv I Präsens
ich dulde
du duldest
er dulde
wir dulden
ihr duldet
sie; Sie dulden

Konjunktiv I Perfekt
ich habe geduldet
du habest geduldet
er habe geduldet
wir haben geduldet
ihr habet geduldet
sie; Sie haben geduldet

Konjunktiv II Präsens
ich duldete
du duldetest
er duldete
wir duldeten
ihr duldetet
sie; Sie duldeten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte geduldet
du hättest geduldet
er hätte geduldet
wir hätten geduldet
ihr hättet geduldet
sie; Sie hätten geduldet

Konjunktiv II Futur I
ich würde dulden
du würdest dulden
er würde dulden
wir würden dulden
ihr würdet dulden
sie; Sie würden dulden

Konjunktiv II Futur II
ich würde geduldet haben
du würdest geduldet haben
er würde geduldet haben
wir würden geduldet haben
ihr würdet geduldet haben
sie; Sie würden geduldet haben

der Imperativ
du dulde


Voorbeelden

  1. dulden keine Sekten.
    nog een luidruchtige sekte erbij
  2. Mich werdet lhr dulden.
    Mij staat U het wel toe
  3. Krankenhäuser dulden keine Vertreter.
    Ziekenhuizen willen geen vertegenwoordigers.
  4. Sie dulden keine Konkurrenz.
    U wilde geen wedloop.
  5. Sauron wird keinen Rivalen dulden.
    Sauron duldt geen rivaal.
  6. Kersh wird das nicht dulden.
    Dat pikt hij niet.
  7. Er wird keine Rivalen dulden.
    Hij zal geen rivalen willen.
  8. Das werde ich nicht dulden!
    Ik zal niet... Stop ermee.
  9. Wir dulden keine Erpressungen mehr.
    We wijken niet voor dreigementen.
  10. Wir können keinen Saboteur dulden.
    We kunnen geen saboteur hier beneden laten.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden