Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: duizelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geduizeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik duizel
jij duizelt
hij duizelt
wij duizelen
jullie duizelen
zij duizelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geduizeld
jij hebt geduizeld
hij heeft geduizeld
wij hebben geduizeld
jullie hebben geduizeld
zij hebben geduizeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik duizelde
jij duizelde
hij duizelde
wij duizelden
jullie duizelden
zij duizelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geduizeld
jij had geduizeld
hij had geduizeld
wij hadden geduizeld
jullie hadden geduizeld
zij hadden geduizeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal duizelen
jij zult duizelen
hij zal duizelen
wij zullen duizelen
jullie zullen duizelen
zij zullen duizelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geduizeld hebben
jij zult geduizeld hebben
hij zal geduizeld hebben
wij zullen geduizeld hebben
jullie zullen geduizeld hebben
zij zullen geduizeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou duizelen
jij zou duizelen
hij zou duizelen
wij zouden duizelen
jullie zouden duizelen
zij zouden duizelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geduizeld hebben
jij zou geduizeld hebben
hij zou geduizeld hebben
wij zouden geduizeld hebben
jullie zouden geduizeld hebben
zij zouden geduizeld hebben

Gebiedende wijs
duizel

Aanvoegende wijs
duizele

Voorbeelden

  1. Ik duizel echt niet van deze bril.
    These glasses don 't make me dizzy or anything.
  2. Drago haalt uit met een rechtse die Balboa laat duizelen.
    And Drago throws a hard right hand that stuns Rocky Balboa.
  3. Ik maak geen grapje ik word zo snel vrijzinnig, dat u ervan zal duizelen.
    I will pull the funeral out of your church. Bree! I am not kidding.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden