NL: dresseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedresseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik dresseer jij dresseert hij dresseert wij dresseren jullie dresseren zij dresseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedresseerd jij hebt gedresseerd hij heeft gedresseerd wij hebben gedresseerd jullie hebben gedresseerd zij hebben gedresseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik dresseerde jij dresseerde hij dresseerde wij dresseerden jullie dresseerden zij dresseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedresseerd jij had gedresseerd hij had gedresseerd wij hadden gedresseerd jullie hadden gedresseerd zij hadden gedresseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal dresseren jij zult dresseren hij zal dresseren wij zullen dresseren jullie zullen dresseren zij zullen dresseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedresseerd hebben jij zult gedresseerd hebben hij zal gedresseerd hebben wij zullen gedresseerd hebben jullie zullen gedresseerd hebben zij zullen gedresseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou dresseren jij zou dresseren hij zou dresseren wij zouden dresseren jullie zouden dresseren zij zouden dresseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedresseerd hebben jij zou gedresseerd hebben hij zou gedresseerd hebben wij zouden gedresseerd hebben jullie zouden gedresseerd hebben zij zouden gedresseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
dresseer
|
| Aanvoegende wijs |
| dressere |