Voorbeelden

1. Isn 't that a little drab?
   Is dat niet wat saai?
2. Color choices are a bit drab.
   De kleureninstelling is wat flets.
3. Of this drab and dreary prairie girl?
   Op die saaie en sombere boerenmeid?
4. It 's a bit drab, isn 't it?
   Het is een beetje saai, vind je niet?
5. Who could look good in those drab colours?
   Wie ziet er nu goed uit in die kleuren?
6. They don 't like dying in drab cloths.
   Houden niet van sterven in saaie kleren.
7. Adult Phayre 's leaf monkeys might seem rather drab.
   Volwassen Phayrelangoeren zien er misschien saai uit.
8. And you make the room so drab and dingy.
   U maakt de kamers zo saai en groezelig.
9. Hmm... Boys' rooms are always so drab and boring.
   Hmm... jongenskamers zijn altijd zo slonzig en saai.
10. This is the quickest way to take your summer look from drab to fab.
    Zo gaat je zomerstijl snel van saai naar te gek.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden