Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: draaien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gedraaid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik draai
jij draait
hij draait
wij draaien
jullie draaien
zij draaien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gedraaid
jij hebt gedraaid
hij heeft gedraaid
wij hebben gedraaid
jullie hebben gedraaid
zij hebben gedraaid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik draaide
jij draaide
hij draaide
wij draaiden
jullie draaiden
zij draaiden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gedraaid
jij had gedraaid
hij had gedraaid
wij hadden gedraaid
jullie hadden gedraaid
zij hadden gedraaid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal draaien
jij zult draaien
hij zal draaien
wij zullen draaien
jullie zullen draaien
zij zullen draaien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gedraaid hebben
jij zult gedraaid hebben
hij zal gedraaid hebben
wij zullen gedraaid hebben
jullie zullen gedraaid hebben
zij zullen gedraaid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou draaien
jij zou draaien
hij zou draaien
wij zouden draaien
jullie zouden draaien
zij zouden draaien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gedraaid hebben
jij zou gedraaid hebben
hij zou gedraaid hebben
wij zouden gedraaid hebben
jullie zouden gedraaid hebben
zij zouden gedraaid hebben

Gebiedende wijs
draai

Aanvoegende wijs
draaie

Voorbeelden

  1. Draaien, draai door.
    Keep spinning, keep spinning.
  2. Draai, draai, draai.
    Spin, spin, spin.
  3. Draai, draai, draai, draai, draai jij donut.
    Turn, turn, turn, turn, you doughnut.
  4. Ja, draai, draai, draai.
    Yes, turn, turn, turn.
  5. Eén, twee, drie, vier en... draai, draai, draai, hop, draai, draai, draai, hop,
    One, two, three, four and... turn, turn, turn, hop, turn, turn, turn, hop.
  6. Nu, draai, draai!
    Now! Break, break, break!
  7. Draai, draai, daar.
    Turn, turn, there.
  8. Draai je om, draai om, draai om.
    Turn around. Turn around, turn around.
  9. Draai weg, draai weg.
    Pivot out, pivot out.
  10. Draai links, draai links.
    Shift left, shift left!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden