NL: downplayen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedownplayd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik downplay jij downplayt hij downplayt wij downplayen jullie downplayen zij downplayen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedownplayd jij hebt gedownplayd hij heeft gedownplayd wij hebben gedownplayd jullie hebben gedownplayd zij hebben gedownplayd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik downplayde jij downplayde hij downplayde wij downplayden jullie downplayden zij downplayden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedownplayd jij had gedownplayd hij had gedownplayd wij hadden gedownplayd jullie hadden gedownplayd zij hadden gedownplayd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal downplayen jij zult downplayen hij zal downplayen wij zullen downplayen jullie zullen downplayen zij zullen downplayen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedownplayd hebben jij zult gedownplayd hebben hij zal gedownplayd hebben wij zullen gedownplayd hebben jullie zullen gedownplayd hebben zij zullen gedownplayd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou downplayen jij zou downplayen hij zou downplayen wij zouden downplayen jullie zouden downplayen zij zouden downplayen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedownplayd hebben jij zou gedownplayd hebben hij zou gedownplayd hebben wij zouden gedownplayd hebben jullie zouden gedownplayd hebben zij zouden gedownplayd hebben
|
Gebiedende wijs |
downplay
|
Aanvoegende wijs |
downplaye |