NL: downen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedownd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik down jij downt hij downt wij downen jullie downen zij downen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedownd jij hebt gedownd hij heeft gedownd wij hebben gedownd jullie hebben gedownd zij hebben gedownd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik downde jij downde hij downde wij downden jullie downden zij downden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedownd jij had gedownd hij had gedownd wij hadden gedownd jullie hadden gedownd zij hadden gedownd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal downen jij zult downen hij zal downen wij zullen downen jullie zullen downen zij zullen downen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedownd hebben jij zult gedownd hebben hij zal gedownd hebben wij zullen gedownd hebben jullie zullen gedownd hebben zij zullen gedownd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou downen jij zou downen hij zou downen wij zouden downen jullie zouden downen zij zouden downen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedownd hebben jij zou gedownd hebben hij zou gedownd hebben wij zouden gedownd hebben jullie zouden gedownd hebben zij zouden gedownd hebben
|
| Gebiedende wijs |
down
|
| Aanvoegende wijs |
| downe |