NL: doublechecken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedoublecheckt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik doublecheck jij doublecheckt hij doublecheckt wij doublechecken jullie doublechecken zij doublechecken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedoublecheckt jij hebt gedoublecheckt hij heeft gedoublecheckt wij hebben gedoublecheckt jullie hebben gedoublecheckt zij hebben gedoublecheckt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik doublecheckte jij doublecheckte hij doublecheckte wij doublechecken jullie doublechecken zij doublechecken
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedoublecheckt jij had gedoublecheckt hij had gedoublecheckt wij hadden gedoublecheckt jullie hadden gedoublecheckt zij hadden gedoublecheckt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal doublechecken jij zult doublechecken hij zal doublechecken wij zullen doublechecken jullie zullen doublechecken zij zullen doublechecken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedoublecheckt hebben jij zult gedoublecheckt hebben hij zal gedoublecheckt hebben wij zullen gedoublecheckt hebben jullie zullen gedoublecheckt hebben zij zullen gedoublecheckt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou doublechecken jij zou doublechecken hij zou doublechecken wij zouden doublechecken jullie zouden doublechecken zij zouden doublechecken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedoublecheckt hebben jij zou gedoublecheckt hebben hij zou gedoublecheckt hebben wij zouden gedoublecheckt hebben jullie zouden gedoublecheckt hebben zij zouden gedoublecheckt hebben
|
Gebiedende wijs |
doublecheck
|
Aanvoegende wijs |
doublechecke |