NL: doorstarten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
doorgestart
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik start door jij start door hij start door wij starten door jullie starten door zij starten door
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik doorstart dat jij doorstart dat hij doorstart dat wij doorstarten dat jullie doorstarten dat zij doorstarten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb doorgestart jij hebt doorgestart hij heeft doorgestart wij hebben doorgestart jullie hebben doorgestart zij hebben doorgestart
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik startte door jij startte door hij startte door wij startten door jullie startten door zij startten door
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik doorstartte dat jij doorstartte dat hij doorstartte dat wij doorstartten dat jullie doorstartten dat zij doorstartten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had doorgestart jij had doorgestart hij had doorgestart wij hadden doorgestart jullie hadden doorgestart zij hadden doorgestart
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal doorstarten jij zult doorstarten hij zal doorstarten wij zullen doorstarten jullie zullen doorstarten zij zullen doorstarten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal doorgestart hebben jij zult doorgestart hebben hij zal doorgestart hebben wij zullen doorgestart hebben jullie zullen doorgestart hebben zij zullen doorgestart hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou doorstarten jij zou doorstarten hij zou doorstarten wij zouden doorstarten jullie zouden doorstarten zij zouden doorstarten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou doorgestart hebben jij zou doorgestart hebben hij zou doorgestart hebben wij zouden doorgestart hebben jullie zouden doorgestart hebben zij zouden doorgestart hebben
|
| Gebiedende wijs |
start door
|
| Aanvoegende wijs |
| doorstarte |