Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: doorspelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
doorgespeeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik speel door
jij speelt door
hij speelt door
wij spelen door
jullie spelen door
zij spelen door

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorspeel
dat jij doorspeelt
dat hij doorspeelt
dat wij doorspelen
dat jullie doorspelen
dat zij doorspelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb doorgespeeld
jij hebt doorgespeeld
hij heeft doorgespeeld
wij hebben doorgespeeld
jullie hebben doorgespeeld
zij hebben doorgespeeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik speelde door
jij speelde door
hij speelde door
wij speelden door
jullie speelden door
zij speelden door

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorspeelde
dat jij doorspeelde
dat hij doorspeelde
dat wij doorspeelden
dat jullie doorspeelden
dat zij doorspeelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had doorgespeeld
jij had doorgespeeld
hij had doorgespeeld
wij hadden doorgespeeld
jullie hadden doorgespeeld
zij hadden doorgespeeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal doorspelen
jij zult doorspelen
hij zal doorspelen
wij zullen doorspelen
jullie zullen doorspelen
zij zullen doorspelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal doorgespeeld hebben
jij zult doorgespeeld hebben
hij zal doorgespeeld hebben
wij zullen doorgespeeld hebben
jullie zullen doorgespeeld hebben
zij zullen doorgespeeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou doorspelen
jij zou doorspelen
hij zou doorspelen
wij zouden doorspelen
jullie zouden doorspelen
zij zouden doorspelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou doorgespeeld hebben
jij zou doorgespeeld hebben
hij zou doorgespeeld hebben
wij zouden doorgespeeld hebben
jullie zouden doorgespeeld hebben
zij zouden doorgespeeld hebben

Gebiedende wijs
speel door

Aanvoegende wijs
doorspele

Voorbeelden

  1. Muzikanten, speel door.
    Musicians, more music.
  2. Speel door alsjeblieft.
    Please keep playing.
  3. Hij wilde doorspelen.
    Wants to keep playing.
  4. Ik wil doorspelen.
    l want to continue.
  5. Toe, jongens. Doorspelen.
    Go ahead, brother, play on.
  6. Drie, twee, één, doorspelen.
    Three, two, one, play on!
  7. Waarom kunnen ze niet doorspelen?
    Why can 't they just play through?
  8. Ik wil doorspelen, maar ik moet naar Blairs feest.
    I 'd keep at it, but I have to get ready for Blair 's party.
  9. Ik ben een van de velen die hem informatie doorspelen.
    I am one of many who give him information.
  10. Hoe dan ook, doorspelen zit ervoor mij niet meer in.
    However, playing for much longer is not in the cards for me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden