NL: doorsnuffelen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
doorsnuffeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik doorsnuffel jij doorsnuffelt hij doorsnuffelt wij doorsnuffelen jullie doorsnuffelen zij doorsnuffelen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb doorsnuffeld jij hebt doorsnuffeld hij heeft doorsnuffeld wij hebben doorsnuffeld jullie hebben doorsnuffeld zij hebben doorsnuffeld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik doorsnuffelde jij doorsnuffelde hij doorsnuffelde wij doorsnuffelden jullie doorsnuffelden zij doorsnuffelden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had doorsnuffeld jij had doorsnuffeld hij had doorsnuffeld wij hadden doorsnuffeld jullie hadden doorsnuffeld zij hadden doorsnuffeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal doorsnuffelen jij zult doorsnuffelen hij zal doorsnuffelen wij zullen doorsnuffelen jullie zullen doorsnuffelen zij zullen doorsnuffelen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal doorsnuffeld hebben jij zult doorsnuffeld hebben hij zal doorsnuffeld hebben wij zullen doorsnuffeld hebben jullie zullen doorsnuffeld hebben zij zullen doorsnuffeld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou doorsnuffelen jij zou doorsnuffelen hij zou doorsnuffelen wij zouden doorsnuffelen jullie zouden doorsnuffelen zij zouden doorsnuffelen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou doorsnuffeld hebben jij zou doorsnuffeld hebben hij zou doorsnuffeld hebben wij zouden doorsnuffeld hebben jullie zouden doorsnuffeld hebben zij zouden doorsnuffeld hebben
|
| Gebiedende wijs |
doorsnuffel
|
| Aanvoegende wijs |
| doorsnuffele |