Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: doorsluizen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
doorgesluisd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sluis door
jij sluist door
hij sluist door
wij sluizen door
jullie sluizen door
zij sluizen door

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorsluis
dat jij doorsluist
dat hij doorsluist
dat wij doorsluizen
dat jullie doorsluizen
dat zij doorsluizen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb doorgesluisd
jij hebt doorgesluisd
hij heeft doorgesluisd
wij hebben doorgesluisd
jullie hebben doorgesluisd
zij hebben doorgesluisd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sluisde door
jij sluisde door
hij sluisde door
wij sluisden door
jullie sluisden door
zij sluisden door

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorsluisde
dat jij doorsluisde
dat hij doorsluisde
dat wij doorsluisden
dat jullie doorsluisden
dat zij doorsluisden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had doorgesluisd
jij had doorgesluisd
hij had doorgesluisd
wij hadden doorgesluisd
jullie hadden doorgesluisd
zij hadden doorgesluisd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal doorsluizen
jij zult doorsluizen
hij zal doorsluizen
wij zullen doorsluizen
jullie zullen doorsluizen
zij zullen doorsluizen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal doorgesluisd hebben
jij zult doorgesluisd hebben
hij zal doorgesluisd hebben
wij zullen doorgesluisd hebben
jullie zullen doorgesluisd hebben
zij zullen doorgesluisd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou doorsluizen
jij zou doorsluizen
hij zou doorsluizen
wij zouden doorsluizen
jullie zouden doorsluizen
zij zouden doorsluizen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou doorgesluisd hebben
jij zou doorgesluisd hebben
hij zou doorgesluisd hebben
wij zouden doorgesluisd hebben
jullie zouden doorgesluisd hebben
zij zouden doorgesluisd hebben

Gebiedende wijs
sluis door

Aanvoegende wijs
doorsluize

Voorbeelden

  1. Ik moest wat geld doorsluizen zodat Linda een dakterras kon maken.
    I needed to move some money around so Linda could build her roof garden.
  2. Er zou argwaan ontstaan als we het nu naar jou zouden doorsluizen.
    Suspicions get raised if we were to move it to you at this moment.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden