Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: doorslaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
doorgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sla door
jij slaat door
hij slaat door
wij slaan door
jullie slaan door
zij slaan door

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorsla
dat jij doorslaat
dat hij doorslaat
dat wij doorslaan
dat jullie doorslaan
dat zij doorslaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb doorgeslagen
jij hebt doorgeslagen
hij heeft doorgeslagen
wij hebben doorgeslagen
jullie hebben doorgeslagen
zij hebben doorgeslagen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sloeg door
jij sloeg door
hij sloeg door
wij sloegen door
jullie sloegen door
zij sloegen door

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorsloeg
dat jij doorsloeg
dat hij doorsloeg
dat wij doorsloegen
dat jullie doorsloegen
dat zij doorsloegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had doorgeslagen
jij had doorgeslagen
hij had doorgeslagen
wij hadden doorgeslagen
jullie hadden doorgeslagen
zij hadden doorgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal doorslaan
jij zult doorslaan
hij zal doorslaan
wij zullen doorslaan
jullie zullen doorslaan
zij zullen doorslaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal doorgeslagen hebben
jij zult doorgeslagen hebben
hij zal doorgeslagen hebben
wij zullen doorgeslagen hebben
jullie zullen doorgeslagen hebben
zij zullen doorgeslagen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou doorslaan
jij zou doorslaan
hij zou doorslaan
wij zouden doorslaan
jullie zouden doorslaan
zij zouden doorslaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou doorgeslagen hebben
jij zou doorgeslagen hebben
hij zou doorgeslagen hebben
wij zouden doorgeslagen hebben
jullie zouden doorgeslagen hebben
zij zouden doorgeslagen hebben

Gebiedende wijs
sla door

Aanvoegende wijs
doorsla

Voorbeelden

  1. Hou je stil, achteruit, sla door.
    _ Hold still, back, and swing through.
  2. doorslaan
    slip
  3. doorslaan
    moisture penetration
  4. Het kan direct doorslaan.
    It could travel instantaneously.
  5. Pap, Stephanie zal doorslaan.
    Dad, Stephanie 's gonna go nuts.
  6. Hij zou gaan doorslaan.
    He was going to squeal.
  7. Dan zal ik zeker doorslaan.
    Then I 'd definitely crack.
  8. Wil je iemand zien doorslaan?
    You wanna see out of control?
  9. Wil je dat de stoppen doorslaan?
    You really wanna pull out the stops?
  10. Vic wist dat hij ging doorslaan...
    Vic knew that this guy was gonna crack,

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden